Molen van Middelaar, Middelaar

Middelaar, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Molen van Middelaar
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
16201
oude dbnr.
V16201
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Middelaar
gemeente
Mook en Middelaar, Limburg
streek
Noord-Limburg
geo positie
X: 190221, Y: 416823
N: 51.73902, O: 5.89713

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verwoest
geschiedenis
Gelderse hertogelijke toestemming tot molenbouw, van den gemael tot Middeler

Arnoud van Heumen, een aanhanger van de Bronkhorsterpartij, was getrouwd met Heylwich, een dochter van de Hekerense Arnoud van Herlaer. Op 17 december 1376 ontving laatstgenoemde Arnoud, als heer van Ammerzoden, een bedrag van 200 oude gouden schilden van Jan Creyten, de secretaris van hertog Wencelaus van Bohemen en zijn gemalin en laatste hertogin uit het Leuvense huis, hertogin Johanna van Brabant. Aan de kwitantie had hij zijn groene waszegel gehangen met het randschrift S’H’ Arnoud va Herler heer va Amer(zoye).

Het vertrouwen dat de Gelderse hertog in Arnoud van Heumen stelde liet hij merken door een aantal gunsten dat hij hem toekende. Eén van die gunsten werd gerealiseerd in het jaar 1382, waarin hertog Willem Arnoud hem toestond in de buurt van Middelaar een windmolen te bouwen, waaraan een molendwang gekoppeld werd voor de plaatselijke inwoners. Op de 28e juli werd aan Aernd van Hoemen, onsen lieve knape ende rait ende synene erven de vergunning verleend voor de bouw van een wynmoelen of ander molen ende gemaele. Die moest getimmerd worden bynnen onsen kirspel ende ghericht va Moudick of tot Middeler in syns selfs ghericht. Arnoud en zijn erven moesten als jaarlijkse tegenprestatie hiervoor een pacht van enen alden schilt, guet van golde ende swaer van gewicht, munten skeyers van Rome of sconinx van Francryc of andere gelijkwaardige munt betalen aan de hertog.

Met de komst van de molen werd het de inwoners van Mook en Middelaar verboden hun koren elders te laten malen. Zij die zich niet aan dit verbod hielden konden vanaf dat moment zonder enige tussenkomst of nader bevel van de hertog direct aangepakt en beboet worden door de amptman ende richter tot Moudick. De boete bedroeg drye pond payments, volgens de waarde die in der tyt tot Nymegen genge, gangbaar was. De uiteindelijke opbrengst ervan ging voor de helft naar de Gelderse hertog en voor de helft naar Arnoud van Heumen. De molenaar mocht voor zijn arbeid als maalloon een bepaalde hoeveelheid nemen van het gemalen graan, de zogenoemde molster. Kennelijk is de molen in Middelaar gebouwd en niet in Mook, want op de achterzijde van het betreffende perkament staat met een handschrift uit de veertiende eeuw geschreven: Dyt is van den gemael van Middeler.

De molen van Middelaar is bijna twee eeuwen lang in bedrijf geweest. In de gegevens van rentmeester Jacob Garbrants uit 1585 staat genoteerd dat het gemaele tot Midlaer werd gebruyct by de weduwe Johan Schenk. Door het oorlogsgeweld was also die wintmoele all mede affgebrandt, en konden geen inkomsten hieruit gemeld worden. Een latere hand schrijft daarbij dat, in de tijd dat de bewoners gevlucht waren voor de Spanjaarden, de molen afgebrant is evenals het molenaarshuis. Net als in de hele regio woedde ook hier de Tachtigjarige Oorlog. Het selve huys ende casteel Midlaer is besadt met garnizoen (Spaanse troepen); deze soldaten hielden huis in het dorp zelf en in de streek. Vanwege de onveiligheid kon er zelfs een tijd lang geen schout, gerichtsbode of secretaris worden benoemd.

In 1829 worden in de uithoek de ‘Planckraay’, op de plaats waar vroeger de windkorenmolen gestaan heeft, bij het graven van zand, enkele asgrauwe urnen gevonden. Rondom elke van deze urnen lag een bijgift, bestaande uit schalen en kannetjes gemaakt van rood aardewerk, lichtgroene glazen flesjes, verroeste ijzeren lanspunten en bronzen kannen en ander huisraad.
Een teken dat deze natuurlijke hoogte in het terrein al in een grijs verleden een bepaalde aantrekkingskracht heeft gehad op de mensen die er woonden. Op zich is dit niet vreemd als men bedenkt dat de eerste bewoners in deze streek zich vestigen op de hoger gelegen gronden, welke veilig voor het water van de Maas zijn. Meestal werd op het hoogste punt aan een kruising van doorgaande wegen dan ook een grafveld of heuvel voor de nabestaanden aangelegd. Na de kerstening werd vaak op een dergelijke plek een kapel of kerk gebouwd. Ook voor de bouw van molens zocht men naar een dergelijke plek, nabij een kruising van wegen met het oog op een optimale windvang voor de molen, en een goede aan- en afvoer van goederen.

Historische grenssteen

In de berm van de Katerbosseweg, vlak bij de plaats waar de windmolen stond, markeert een hardstenen paal de grens die tot bijna aan het eind van de 18de eeuw heeft bestaan tussen de voormalige hertogdommen Gelre en Kleef. De historische grenssteen herinnert daarmee tevens aan de eeuwenlange gescheiden geschiedenis van de dorpen Mook en Middelaar.

Mook heeft vanaf 1227 behoord tot het graafschap Gelre. Het dorp bleef bij Gelre horen tot 1473, toen het bij het hertogdom Kleef ingelijfd werd. Vanaf 1609 tot 1713 maakte het hertogdom Kleef, inclusief het dorp Mook, deel uit van het keurvorstendom Brandenburg. Daarna behoorde Mook, als onderdeel van
het hertogdom Kleef, bij het koninkrijk Pruisen.

Middelaar heeft tot het hertogdom Gelre behoord van 1380 tot 1794. In 1543 werd het hertogdom ingelijfd bij het Habsburgse Rijk. In 1570 kwam het onder Spaans bewind. Van 1692 tot 1713 behoorde het tot keurvorstendom Brandenburg. Daarna maakte het hertogdom Gelre, inclusief Middelaar, deel uit van het koninkrijk Pruisen.

Mook en Middelaar bleven Pruisisch tot de komst van de Fransen in 1794. Tijdens de Franse overheersing werden de beide dorpen ‘communes’. In 1800 zijn ze samengevoegd tot een ‘mairie’ (gemeente). Vanaf 1815 ging de gemeente Mook en Middelaar tot de Nederlanden behoren.

Bron: Boek Kasteel Huyse Middelaer van Rien van den Brand blz. 58 en 59, Noordbrabants Oudheden van C.R. Hermans uit 1865, uitgegeven door het provinciaal genootschap van kunsten en wetenschappen in Noordbrabant, Heemkundekring de Grenssteen.

Waarschijnlijk heeft de molen op een stuifzandduin nabij buurtschap de Plankraaij gestaan, ongeveer op de hoek van de huidige Birgadaweg met Lambertusweg. Aanwijzingen voor deze locatie zijn:
1. Ligging van stuifzandrug volgens topografische kaart (hoge ligging van de molen).
2. Ligging van de historische grens (molen bleef hierdoor in 1473 bij Middelaar, Gelre).
3. Kruispunt van wegen, huidige Birgadaweg met Lambertusweg, (aan en afvoerwegen).
4. Aanwijzing uit het artikel van C.R. Hermans uit 1865 over de opgraving bij de Plankraaij.
5. Perceel op locatie met als toponiem “Meulenbroek”.

Tekst: artikel Molen van Middelaar 1382-1585 door Peter Pouwels, overgenomen uit De Molenvriend nr. 78, juli 2012, uitgave Vereniging Molenvrienden Land van Cuijk.

aanvullingen

trivia
De locatie is een schatting naar het kaartje in het artikel.